De selfies van toen: zelfportretten door de eeuwen heen.

23 januari 2021
In dit social media-tijdperk draait het allemaal om het perfecte zelfbeeld: de kunst om jezelf zo goed mogelijk te kijk te zetten. Neem Kim Kardashian - de ongeëvenaarde 'Queen of Selfies': haar enorme schare volgers (200 miljoen) heeft ze te danken aan haar beste invalshoeken op haar smartphone. Maar hoe zat dat in vroegere tijden?

Net als bij de hedendaagse selfies werd er ook in de kunstgeschiedenis door kunstenaars nagedacht hoe zij zichzelf wilde etaleren. 
Ik dook in deze boeiende materie en maakte een essay over het zelfportret door de eeuwen heen, verluchtigd met foto's die ik eerder maakte van kunstenaarspersoonlijkheden. Kijk en lees je mee?
 


1. Paul Gauguin, Zelfportret met portret van Emile Bernard, 1888. 2. Rembrandt, (detail van) Zelfportret met krullend haar, 1628-1630. 3. Rembrandt, Zelfportret, ca. 1628.
De selfie werd al beschreven in de eerste eeuw na Christus*, maar dergelijke schilderwerken zijn niet of nauwelijks bewaard gebleven. We springen daarom naar de 15e eeuw, want pas vanaf die tijd werd de olieverftechniek dusdanig 'verfijnd' dat kunstenaars goed gelijkende (zelf)portretten konden penselen. Hier in de Noordelijke Nederlanden bleven we zelfs nog wat achter: in 'onze' kunsthistorie komen zelfportretten van vóór 1600 eigenlijk amper voor. 
Daar komt bij dat in de Middeleeuwen (schilder)kunst werd beschouwd als ambacht. Het ging niet om de maker, maar om het eindproduct (de voorstelling) en om de opdrachtgever die zich een dergelijke kostbaarheid kon veroorloven. Kunst had nog niets te maken met persoonlijke roem (anders dan die van de 'nieuwrijke', tot pochen geneigde eigenaar), dus waarom zou je dan jezelf schilderen? Pure tijds-, en dus geldverspilling.
Plinius de Oudere (23-79 na Christus) schreef in zijn 'Naturalis Historia' over een kunstenares genaamd Iaia, die met behulp van een spiegel een zelfportret had geschilderd dat zo goed gelijkend was dat iedereen haar herkende.

zelfreflectie

In de 'Gouden' Eeuw ontwikkelde het zelfstandige zelfportret zich heel geleidelijk. Kunstschilders werden steeds meer gewaardeerd en bewonderd om hun creatieve kwaliteiten en van daaruit ontstond dan ook de interesse in het kunstenaarschap an sich. Naarmate de waardering voor het creatieve vakgebied groeide, nam de status van de maker recht evenredig toe.
De artiesten kregen heuse fangirls en -boys. En net als nu (bij de socials) wilden de volgers weten met wie ze van doen hadden. Mensen raakten geïnteresseerd in het werk, maar ook in het leven én in het uiterlijk van de schilders. Vandaar dat die - als visitekaartje én als proeve van bekwaamheid (knap staaltje marketing en zelfpromotie) portretten van zichzelf gingen maken. Et voilà: daarmee was het zelfportret als zelfstandige categorie geboren.





4. Paul Cézanne, Zelfportret, ca. 1880-1881. 5. George Hendrik Breitner, Zelportret met lorgnet, ca. 1882. 6. Anton Mauve, zelfportret, ca. 1884-1888. 7. Thérèse Schwartze, zelfportret met palet, 1888. 8. Emily Childers, zelfportret, 1889.
Neem Rembrandt van Rijn (1606-1669). Hij kwastte in een tijd dat het imago van de kunstschilder inmiddels was veranderd van anonieme vakman tot een moderne held; een idool. En hij werd een kampioen in het genre (naar verluidt geïnspireerd door een gravure van Titiaan - ca. 1480-1576 - die hij onder ogen kreeg en ook Albrecht Dürer - 1471-1528 - werd lichtend voorbeeld) en lang niet 'alleen' uit ijdelheid.

Hij maakte minstens 80 zelfportretten die hij zowel schilderde, etste als tekende. Door steeds maar weer in de spiegel te kijken, oefende hij zich in het vastleggen van gelaatsuitdrukkingen en dat is ook een van de functies van het zelfportret: jezelf als studie-object nemen. (Lekker goedkoop) elke denkbare grimas uitproberen: dat spaart immers een model uit.

leve de zelfverheerlijking!

Dan maken we een sprongetje naar de tweede helft van de negentiende eeuw, waar het genre 'zelfportret' langzaamaan weer aan populariteit won (na een tijdlang te zijn weggezakt). We zien dat postimpressionist Vincent van Gogh er (ook) wat van kon; volgens diverse bronnen penseelde hij tussen de 35 en 39 zelfportretten. Hij wierp - net als wij - regelmatig een blik in de spiegel.
Even een geinig feitje. In het tragische schilderij 'Zelfportret met verbonden oor' (1889 en zie foto 9) schilderde Vincent zijn rechteroor in het verband. Met recht een spiegelbeeld van de werkelijkheid, want het was niet zijn rechter-, maar juist zijn linkeroor die het in de vlaag van waanzin moest ontgelden. Mooi voorbeeld van de werking van kijken in een spiegel. 

Soms toont een zelfportret de kunstenaar aan het werk in zijn atelier met al zijn attributen. In andere gevallen gaat het meer om de uitbeelding van zijn persoonlijkheid. De artiest verbeeldt niet alleen zijn fysionomisch zelfbeeld, maar ook hoe hij zichzelf wil poneren. Hij vraagt zichzelf af "hoe wil ik dat de toeschouwer mij ziet?" Zeg maar image building. Zo'n doek was ook vaak aanleiding tot zelfonderzoek, zelfexpressie en/of zelfreflectie. Een 'momentopname' van de gemoedstoestand waarin de kwaster zich bevond. En natuurlijk om te experimenteren met verschillende schilderstijlen. 





9. Vincent van Gogh, Zelfportret met verbonden oor, 1889. 10. Isaac Israëls, Zelfportret, ongedateerd. 11. Egon Schiele, De Profeet (dubbel zelfportret), 1911. 12. Marc Chagall,  Zelfportret met zeven vingers, 1912-1913. 13. Charley Toorop, Zelfportret, 1922.
De moderne kunstenaars gingen dus anders kijken: zij volgden niet meer dociel de heersende mode, maar werden kritisch en vormden (daarom) steeds vaker een avantgardistische groep binnen de samenleving. Het zelfportret bleek zeer geschikt in combinatie met de idealen van de moderne kunst met als grootste thema de vrije expressie.

do it your selfie

Ons (leesbare) gezicht is een communicatiemiddel en de moderne techniek (op het gebied van fotografie, maar ook het gebruik van algoritmes en gezichtsherkenningstechnieken) beïnvloeden ons communicatiemiddel ingrijpend. 
De enorme mogelijkheden van de smartphone leiden tot nieuwe schoonheidsnormen. Denk dan aan compositie (filtertje hier, filtertje daar, duck face, het schuine hoofd), als in gezichtsvormen. Volle lippen, grote (reeën-) ogen, hoge jukbeenderen, perfecte wenkbrauwen, haast lichtgevende tanden, keurig in het gelid en een zacht glanzende, egale en strakke huid. Op die manier is er een hernieuwde fixatie op het gezicht ontstaan met als gevolg een grote invloed aan betekenis, waarde en de status van ons voorkomen.
 
"Sommige kunstenaars van nu becommentariëren de nieuwe gezichtsstereotypen" (of eenheidsworsten zou ik willen zeggen), leer ik uit een artikel van Wieteke van Zeil*. Zij noemt als goed voorbeeld (o.a.) kunstenaar Cindy Sherman, die zichzelf steeds in andere rollen verbeeldt. "Zij speelt met hoe anderen haar zien, en met hoe vrouwen gewend zijn altijd met een blik van buiten naar zichzelf te kijken. 
* in de catalogus van de expositie 'In the Picture' (Van Gogh Museum, 21 februari (en verlengd tot) 30 augustus 2020). 




14. (Detail van) één van 'Portrait No. 524-531' van Anton Henning, 2018. 15. Philip Akkerman maakt alleen maar zelfportretten. 16. Erwin Olaf, Drieluik 'self-portrait 50 years: I wish, I am, I will be', 2009. 17. Erik Suidman, zelfportret, (datum onbekend).
Tekst en alle (iPhone)foto's: @MiriamvanderMeer | www.agreylady.nl

Auto Post Signature

Auto Post  Signature