Let's 'Jump into the Future' in het Stedelijk Amsterdam

30 december 2017
Best wel (...) toepasselijk, de titel boven mijn journaal. Morgen is het immers oud & nieuw en dat zou je kunnen zien als een 'sprong in de toekomst'.
Een soort van... 

De kop refereert aan de grote tentoonstelling in het Stedelijk in Amsterdam (met een nieuwe flashy website). Daar is sinds eind november (en t/m 4 maart) 'Jump into the Future' - Art from the 90's and 2000's - The Borgmann Donation te zien. Het geshowde is allemaal werk dat afkomstig is van de Duitse verzamelaar Thomas Borgmann en over het 'hoe en waarom' van deze mooie vertoning is veel te doen (geweest).
Hieronder volgt een ooggetuigenverslag.



1. en 2. Martin Kippenberger, installatie 'Heavy Burschi', 1989-1991. 3. Alle kunstenaars in de tentoonstelling.
"Gratis kunst die stiekem toch 1,5 miljoen euro kost", luidde de ietwat cynische (venijnige?) kop boven een artikel in het NRC van afgelopen 6 oktober. Want wat is het geval? Daarvoor moeten we terug in de tijd (hoezo Jump into the future?).

Een schenking en/of aankoop

Thomas Borgmann (1942, Hamburg) schijnt in de zestiger jaren - bij een of meerdere bezoeken aan het Stedelijk in Amsterdam - nogal onder de indruk te zijn geweest van de collectie hedendaagse kunst, maar vooral van het aankoopbeleid van Edy de Wilde. De toenmalige directeur dacht bij de aanschaf van kunst voor het museum namelijk heel toekomstgericht ('diep in plaats van breed' en de naam van de tentoonstelling verwijst naar die visie op de collectie). De jonge Duitser dacht toentertijd "dat wil ik ook" en deze zeer ambitieuze toekomstplannen maakte Borgmann (in tegenstelling tot de meeste van ons) ook daadwerkelijk waar. Hij ontpopte zich als een groot (liefhebber-)verzamelaar en connaisseur van moderne kunst en werd succesvol galeriehouder in Keulen met een grote kennis van de (met name Duitse) hedendaagse kunst-scene.

Oké. Vorig jaar liet Borgmann aan (toenmalig) directeur Beatrix Ruf weten, het grootste deel van zijn hedendaagse kunst aan het Stedelijk te willen schenken. Yes! (In the pocket...). Iedereen blij natuurlijk, maar (voor niets gaat de zon op) er was blijkbaar toch een addertje onder het gras. De kunstkenner doneerde 216 werken (en da's niet niks), maar het NRC wist te melden dat er ook een aankoop aan de overeenkomst verbonden zou zijn (ad. 1,5 miljoen euro).
Op zich niks mis mee. Toch? Want de totale waarde van de verzameling ligt vast een stuk hoger dan anderhalf miljoen, denk ik zo. Maar daar dien je dan wel open over zijn. Transparant heet dat. Er was in het jaarverslag in eerste instantie namelijk niets terug te vinden over dit onderdeel van de deal.
Oei... (én het zoveelste incident).




1. Installatiewerk 'Bouquet I' van De Rijke en De Rooij, 2002. 2. Martin Kippenberger, 'Mecca: Backward, Forward', 1990. 3.en 4. Christopher Williams, 'Angola to Vietnam', 1989.
Hoe dan ook, - 2017 was voor het Stedelijk Museum een jaar met veel ophef en ze zullen blij zijn dat hij om is - op de hele bovenverdieping van de oudbouw zie je momenteel de collectie van Borgmann. Alle dertig zalen vol met hele diverse werken van kunstenaars die geboren zijn ná 1945. Achttien stuks plus het Nederlandse kunstenaarsduo Jeroen de Rijke en Willem de Rooij.

Conceptueel bloemschikken

Ik kan mij voorstellen dat het werk van dit artiesten-koppel (de Rijke is inmiddels overleden) sommige toeschouwers de wenkbrauwen doet fronsen. Hun 'Bouquet I'-installatie uit 2002 bestaat uit levende bloemen die tijdens een tentoonstelling voortdurend worden ververst en dan wel volgens de strikte instructies van de kunstenaars. De bloemen zijn geselecteerd op kleur en uiterlijk (ik zie euphorbia en chrysanten) en dienen dan als symbolen voor bepaalde culturele referenties. En ja, zo'n kunstwerk nodigt wel uit tot (soms/vaak/meestal*) smalende opmerkingen, variërend van "dan heb ik elke dag een kunstwerk op mijn koffietafel staan" - klopt! - tot "dat kan ik ook" - klopt! En de bloemenwinkel in de straat vaart er wel bij. Klopt ook.
Maar waarschijnlijker: het gros denkt "gezellig, wat een mooi boeketje!" en herkent het kunstwerk helemaal niet als zodanig.

*doorhalen wat niet van toepassing is.







1. Installatie van Jutta Koether. 2. De zaal met werk van Heimo Zobernig. 3. en 4. Isa Genzken met 'The American Room' (en detail) uit 2004. 5. 'Seabirds' (2003) en 6. 'Drawing for Trinity' (2005) beiden van Thomas Eggerer
De titel van de expo 'Jump into the Future' refereert - zoals gezegd - aan een bepaalde manier van verzamelen van moderne, dus 'jonge' kunst. Dat proces is een soort avontuur (kan ik mij zo voorstellen), want welke kunst c.q. kunstenaar ontwikkelt zich in de loop van de tijd zoals je had verwacht? Waar wil je je goeie geld aan uitgeven? That's the question én de grote gok.

Jump into the future

De tentoonstelling is een reisje door de tijd: je ziet hedendaagse kunst uit de jaren 90 en het begin van deze eeuw, waarbij de politiek-maatschappelijke omstandigheden van deze roerige periode in de expo mooi naar voren komt (denk 'de val van de muur', homofobie en aids, nine-eleven etc.).
"In de kunstwerken uit die tijd namen de artiesten de beelden en verschijnselen uit hun omgeving als uitgangspunt. Ook experimenteerden ze met de ruimte, maakten ze complete installaties in plaats van een enkel schilderij of beeld". Het is een bont gezelschap en onderling behoorlijk verschillend. Borgmann volgde nogal wat Duitse kunstenaars, maar er zijn ook artiesten uit andere westerse landen en allemaal (dus) van na de tweede wereldoorlog. 
Iedere kunstenaar heeft in de tentoonstelling één of meerdere eigen zalen, waardoor dát wat de kunstenaar te zeggen heeft duidelijk naar voren komt. "Enkelen zijn in meerdere zalen te zien, waardoor dwarsverbanden tussen de werken ontstaan". Conservator Martijn van Nieuwenhuyzen (hierboven aan het woord) maakte er de hele bovenverdieping in het historische deel van het museum voor vrij.



De zaal met uitsluitend werk van Lucy McKenzie. 1. 'Global Joy' uit 2001. 2. 'If It Moves Kiss It' 2002. 3. Links: 'Cauchie', 2007. Het hekwerk heet 'Panache' (2001) en rechts (onderdelen van) 'Heavy Duty' (2001).
Ikzelf was nogal te spreken over het werk van de Schotse kunstenaar Lucy McKenzie (1977, Glasgow). Een alleskunner, want naast beeldend kunstenaar is ze curator en maakt zij 'uitstapjes' naar de mode. Haar credo: kunst én ambacht, 'high en low' en dat vertaalt zich in werken die zijn geïnspireerd op uiteenlopende (stijl-)elementen zoals de klassieke oudheid, de Art Nouveau, de bombastische communistische beeldtaal, graffiti en popmuziek. In mijn ogen een heerlijke eclectische mix

Naast de nieuwe 'Stedelijke Base', - waarover ik al eerder twee blog posts schreef (hier nummer 1 en dit is twee), is ook 'Jump into the Future' een bezoek aan het Stedelijk in Amsterdam meer dan de moeite waard. 

Gaan, zou ik willen zeggen!

De tentoonstelling is nog te zien t/m 4 maart. Meer info vind je hier.


-X-


Stay safe tijdens een heel fijne (én veilige) jaarwisseling. 

Sinds half oktober hangt hij er weer: het velum (de sluier) van Keith Haring (1958-1990). Hier zie je een deel van het enorme doek (12 bij 20 meter). Haring beschilderde het doek in 1986 (in één dag met spuitbusverf op de vloer in één van de museumruimtes) speciaal voor zijn solotentoonstelling in dat jaar. 
Alle (iPhone) foto's: www.agreylady.nl

Oog in oog en de Appelzolder in het Stedelijk Museum Schiedam

27 december 2017
Waar een (klein)stedelijk museum groot in kan zijn. En ik heb het nu eens niet over het Stedelijk in Amsterdam. Nee, vandaag doen we een rondje langs de moderne kunstwerken in eigen bezit van het Schiedamse gemeentelijke museum.

Plaats van handeling is het voormalige Sint Jacobs Gasthuis in de Hoogstraat van de jenever-stad, dat in vroeger tijden medicinale hulp bood aan nooddruftige bejaarden. (En bejaard was je in die tijd al snel heb ik begrepen: zo'n beetje vanaf je veertigste). Hoe dan ook: sinds 1940 huisvest het neoclassicistische gebouw het Stedelijk Museum. In eerste instantie met vier zalen, kantoren en een schilderijen-depot op de vliering: na een verbouwing - die werd afgerond in 2006 - werd het aantal tentoonstellingsruimten uitgebreid naar elf, waaronder de zolder (het vroegere depot) die ook als expositiezaal in gebruik werd genomen. Over die zolder met mooi getimmerte later meer.



1. Karel Appel, 'Oerbeest', 1951. 2. (Deel van) 'Party Animal', 2005-2006 van Karin Arink en 3. Bert Sissingh, 'La Réflexion', 2010
Eerst vertel ik je over 'Oog in oog'. In deze uitstalling van de mooie vaste collectie vind je een diversiteit aan disciplines: je ziet schilderijen en tekeningen, foto's en video, installaties en beelden. En zeker niet van de minsten! De tentoonstelling bevat enkel en alleen topstukken, want het museum verzamelt al zo'n zeventig jaar moderne kunst. En dat is uitzonderlijk voor een relatief klein gemeentelijk museum en slechts mogelijk door gulle bijdragen van derden. In dit geval zijn dat de gemeente Schiedam, de bekende landelijke fondsen, de eigen 'vrienden van', maar ook schenkingen van kunstenaars en particulieren* en met de aanschaf van die nieuwe kunst werkt het museum permanent aan de uitbreiding van de eigen verzameling.

* Zoals de gift in juli van dit jaar van negen vroege kunstwerken van CoBra-kunstenaars Karel Appel, Asger Jorn en Constant door verzamelaar Hans Sonnenberg (hij overleed enkele maanden na deze donatie).

Oog in oog met top-attracties

Vreemde figuren zijn de verbindende factor in de expositie. Je ziet een Hollandse deerne in klederdracht op 'killer heels' van Charlotte Schleiffert. En 'Party Animal' van Karin Arink: een 'levensgroot' half dierlijk, half menselijk stoffelijke wezen dat tegen de grond gekwakt lijkt. Tot slot van mijn korte beschrijving van deze expo met top-attracties vraag ik je aandacht voor de kleurrijke 'tent' van de altijd met textiel werkende Fransje Killaars. Haar installatie 'Non-Stop (Paris)' is "een vertrekpunt voor dromen, een halteplaats of toevluchtsoord" dat zij maakte in 1997 en dat in niets aan actualiteit heeft ingeboet.
Mooi!




1. 'Soft Living Room', 1969 (reconstructie 2013) van Maria van Elk. 2. Fransje Killaars, 'Non-Stop (Paris)', 1997. 3. Charlotte Schleiffert, 'White Dutch I', 2010. 4. 'Man met Wagen', 2003 van Atelier van Lieshout. 
Oké! Dan is het nu tijd voor de Appelzolder. En anders dan je misschien verwacht (op deze vliering worden geen appels bewaard) kreeg de zolder deze naam omdat er enige tijd zo'n 300 werken van de Nederlandse schilder en beeldhouwer Karel Appel lagen opgeslagen.

CoBrA en de Appelzolder

Karel Appel (1921-2006) richtte samen met gelijkgestemden (waaronder Constant en Corneille) in 1948 het avant-gardistische kunstenaarscollectief CoBrA* op. Na een heel slecht ontvangen tentoonstelling in het Stedelijk Museum in Amsterdam, vestigde de teleurgestelde Appel zich in 1950 permanent in Parijs waarbij hij (dus) 300 schilderijen achterliet in het depot van het Stedelijk in Schiedam.

En hier komt Pierre Janssen (1926-2007) in het verhaal. De broodmagere journalist van Het Vrije Volk kwam in 1956 als conservator in dienst van het Schiedamse Museum** en in de zes jaar dat hij in het museum werkte wist hij Karel Appel te overtuigen - en dat schijnt niet van een leien dakje te zijn gegaan - om 26 van de, in het (zolder-)depot gestalde kunstwerken aan het museum te verkopen. Schiedam was daarmee één van de eerste Nederlandse musea die werk van Appel aankocht en daarmee werd het museum eigenaar van de belangrijkste vroege CoBrA-collectie in Nederland (overigens samen met het Stedelijk Museum in Amsterdam).

* meer informatie over deze kunststroming lees je in mijn verslag van mijn bezoek aan het CoBrA Museum in Amstelveen.
** ook toen al probeerde Pierre Janssen een breed publiek voor kunst te interesseren. Hij gaf in zijn Schiedamse tijd veelvuldig lezingen waarin hij zijn enthousiasme voor beeldende kunst op de toehoorders probeerde over te brengen. Vanaf 1959 - dus wanneer hij in dienst is van het Stedelijk Schiedam - begint hij daarnaast voor de Avro met het wekelijkse tv-programma Kunstgrepen.




Over wat er precies te zien is op die zolderverdieping van het historische pand laat ik het museum zelf aan het woord (waarom moeilijk doen...). "De semi-permanente tentoonstelling op de Appelzolder bevat CoBrA-topstukken, onder andere 'Oerbeest' van Karel Appel uit 1951 en werken van Eugène Brands, Lucebert, Constant en Corneille. Ook zijn aanwinsten te zien van Jan Nieuwenhuijs die de Rijksdienst Cultureel Erfgoed in 2013 in langdurig bruikleen heeft gegeven.
Het zijn werken die heel goed de diverse aspecten van het CoBrA gedachtegoed weergeven’, zegt conservator Colin Huizing. 'Het credo luidt: vrijheid en vernieuwing.' De kunst gaat over de verschrikkingen uit de oorlog en het omarmen van het experiment. De expressieve energie van vreugde en vrijheid en herinneringen aan de oorlog wisselen elkaar af".

Ik ben een groot CoBrA-liefhebber en mijn waardering wordt - naast het spontane, levendige en associatieve van de avant-gardistische schilderijen - extra gevoed door de prachtige combinatie met de balkenconstructie van de zolder.
Daar word ik echt blij van (en het is ook nog eens heel fotogeniek :-).




Zo zie je maar weer. Een verrassend mooie collectie in een relatief klein en plaatselijk museum, dat ik nooit eerder bezocht. Er moeten - door het land - nog talrijke van dergelijke kleinoden te vinden zijn.

Kortom, nog genoeg te doen. Heb jij een leuke tip?


-X-


Fijn, het is vandaag!

Mural van Alex Warmerdam.
Wandschildering ter gelegenheid van het solo-overzicht met Van Warmerdam, 
'Tentoonstelling, Schilderijen, Film, Theater' in 2010.
Alle (iPhone)foto's: www.agreylady.nl

Bitter sweet: Sticky Business in het Stedelijk Museum Schiedam

20 december 2017
Het is een tentoonstelling met een bijsmaakje, want het getoonde in 'Sticky Business, de verleiding van suiker in de kunst' in het Stedelijk Museum Schiedam is zeker niet alleen suikerzoet. Ik zou eerder zeggen: bitterzoet. In de expositie die eet-ontwerper en gastconservator Marije Vogelzang voor het museum cureerde, zie je een kleine twintig verleidelijke en verslavende kunstwerken, waarbij al snel duidelijk wordt dat deze blockbuster een 'dubbelhartige' boodschap heeft met hier en daar zelfs een bittere nasmaak. Iedereen weet dat aan suiker ook minder zoetsappige aspecten kleven. 


1. Pip & Pop, 'Gifts of Magic Creatures May Seem Worthless, 2017. 2. impressie.
Ik denk bijvoorbeeld onmiddellijk aan de geruchtmakende en succesvolle documentaire 'That Sugar Film' van Damon Gameau uit 2015. In die film is de Australische acteur en filmmaker het proefkonijn die, omringd door verschillende specialistische artsen en wetenschappers, de effecten van suiker op zijn lichaam laat zien. Laat ik je dit vertellen: daar werd ik niet per se vrolijk van (to say the least). En de boodschap was duidelijk: ook ik moest paal en perk gaan stellen aan mijn suiker-inname. Met andere woorden: deze docu-film zette een kordate streep door de ongebreidelde bevrediging van mijn chocolade- en roomijs-verslaving.

Suikergoed

Maar goed. Terug naar de expositie. Suiker is hemels en hels, zoet en zuur, verleiding en destructie en dat alles is te zien tijdens een rondgang door de tentoonstelling. Bijvoorbeeld het grote 'niemandsland van zoet verlangen' van kunstenaar Tanya Schultz, alias Pip & Pop; de Cola-distilleermachine van Helmut Smits (er zijn plaatsten op de wereld waar wel Cola beschikbaar is, maar schoon drinkwater schaars) en vier vrouwenbeelden van Joseph Marr waaraan gelikt mag worden (in de smaken Cola, drop, Fanta en blueberry-plum en ik bedankte voor de eer). Hoe dan ook: suiker roept bij vrijwel iedereen emoties op en ook kunstenaars worden door dit voedingsmiddel geïnspireerd.



1. Joseph Marr, 'Vanitas, Leila Lowfire', 2016 (hier de drop-figuur) en op de achtergrond Dan Bannino, 'Still Diets', 2014-2017 (stilleven-foto's van diverse diëten). 2. (hyperrealistisch schilderij) van Roland Hicks, 'Sometimes we Sense the Doubt Together, 2007. 3. Helmut Smits, 'The Real Thing', 2014. 

Zoetzucht

Het meest smaak(spraak)makend in de expositie is toch wel het werk van John Isaacs (1968). Deze Britse kunstenaar is uitgesproken en controversieel. Hij werd bekend met zijn expliciete sculpturen van extreem obese mensen, afgehakte armen en benen, gevilde hoofden en lillende vleesmassa's. In Sticky Business zie je 'The Matrix of Amnesia' uit 1997. Met dit soort werken wilde de kunstenaar (toentertijd) onze slaafse volgzaamheid aanklagen. Hij zag een bevolking die zich volpropte met industrieel bereid voedsel en zich verloor in de nieuwste technologische snufjes. Een beetje bescheidenheid zou ons sieren, aldus de kunstenaar.

Het is een heel confronterend kunstwerk, zeker als je vlak daarna(ast) kijkt naar een compilatie van YouTube-filmpjes over een wel heel vreemde fetisj, namelijk 'feederism'. Een feeder is kort gezegd iemand die zeer zwaarlijvige vrouwen steeds maar blijft voeden om daar dan (seksueel) genot aan te beleven. Feeders zijn meestal mannen, de feedee - degene die het prettig vindt gevoerd te worden - is meestal vrouw. Heel bizar.
En over vreemd gesproken. Er blijkt nóg een neiging te zijn, waarvan ik never nooit had gehoord en dat is 'sploshing'. Gelukkig minder kwalijk dan de vorige, haalt de splosher genot uit het naakt in een taart te gaan zitten (#blotebips). Ja echt, dat schijnen sommige personen lekker te vinden (hashtag wet & messy). In de tentoonstelling zie je een film van Bompas & Parr met de toepasselijke naam 'Cake Holes' (2016), die dit opmerkelijke tijdverdrijf in beeld brengt. 




1. John Isaacs, 'The Matrix Of Amnesia', 1997. 2. De donut: (Europa en Amerika) het Leger des Heils deelde deze gesuikerde lekkernij in de 1ste wereldoorlog uit aan de soldaten. 3. Marije Vogelzang, 'Sugarguns', 2004. 4. Getrokken suiker: (Azie, Europa en USA) vloeibare gekookte suiker wordt bewerkt tot allerhande decoratief snoepgoed.

En zo is het gekomen...

Het idee voor de expositie ontstond toen de nieuwe directeur Deirdre Carasso (zij trad verleden jaar in dienst) voor de zoveelste keer een mislukte dieet-poging had ondernomen. In Trouw zei zij hierover: "waarom maken we geen tentoonstelling over snoep? Dat willen we toch, exposities over dingen die mensen bezig houden?" En toen dat besluit gevallen was, nam de kersverse directeur van het museum contact op met Marije Vogelzang, hoofd van de afdeling Men and Food van de Design Academy in Eindhoven, die daarnaast kunstinstallaties maakt van en over voedsel. Dat leverde zoveel ideeën op dat ze Vogelzang vroeg als gastconservator."
In de tentoonstelling zie je "kunstwerken die de verwoestende effecten van suiker laten zien, maar ook de weldaad, de schoonheid, de zoete herinneringen, tradities en rituelen'', aldus Vogelzang. 

Dus denk nu niet dat de expo somber-makend en zwaar op de hand is, want dat is niet het geval. Integendeel. Langs het kunst-parcours zijn er ook leuke feitjes en interessante weetjes te leren. Allerhande snoepjes, koekjes en lekkernijen uit verschillende culturen uit de hele wereld worden geduid en van commentaar voorzien. Ook kinderen zullen zich kostelijk vermaken.
Wat dacht je van de Kerstvakantie...



1. Caro Verbeek & Jorg Hempenius, 'The Sweet Odour Of Sanctity', 2017. 2. Zelfportret van Congolese cacaoplantage-arbeider gemaakt van chocolade (project van Renzo Martens). 3. Martijntje Cornelia, (deel van) 'Treacherous Sweet', 2017.


Tot zover mijn verslag van deze tentoonstelling, maar het Stedelijk Museum in Schiedam heeft nog meer te bieden. Van mij hou je daarom nog een relaas over de mooie vaste collectie én de Appel-zolder tegoed.

'Sticky Business. De verleiding van suiker in de kunst' is t/m 18 februari te zien in het Stedelijk Museum Schiedam.


-X-


Ik wens je een fijne dag!



Alle (iPhone 6) foto's: www.agreylady.nl

Kunst én design: Stedelijk Base in het Stedelijk Museum Amsterdam

17 december 2017
Van de week leidde ik je - in een (over-) enthousiast ooggetuigenverslag - rond in het nieuwe Stedelijk Base van het Stedelijk Museum Amsterdam. In dat relaas lag de nadruk op de innovatieve tentoonstellings-vormgeving die voor rekening komt van AMO (of OMA*): het architectenbureau van Hollands' trots en meest spraakmakende architect Rem Koolhaas.
Wat is het nu? Is het AMO of OMA? Beiden namen worden genoemd als het om deze architect gaat. AMO blijkt de onderzoekstak van Koolhaas' architectenbureau OMA te zijn.

Ik heb er inmiddels een paar nachtjes over kunnen slapen. Vandaag kijken we een beetje beter en iets langer naar de beroemde en zeer uiteenlopende objecten in de vaste collectie kunst en design van het Stedelijk, dat sinds zaterdag 16 december in de nieuw ingerichte 'kelder' van de nieuwbouw te zien is.
Kijk je mee?



1. Roy Lichtenstein, 'As I Openend Fire', 1964 en Claes Oldenburg, 'Saw ', 1971. 2. Barnett Newman, 'Cathedra', 1951. 3. (links) Armando, '2 x 7 bouten op rood', 1961 en Yayoi Kusama, 'Aggregation: One Thousand Boats Show', 1963. 
Het NCR sprak - in eerste instantie - over een 'uitdragerij'. In De Volkskrant las ik als commentaar op de nieuwe opstelling, dat het net lijkt op de "Drie Dwaze Dagen in een pop-up-museum" en als "een openbare depotpresentatie". Ik denk dan: leuk bedacht deze kwalificaties en vergelijkingen, maar wel enigszins overdreven.
Maar toch...

Drie Dwaze Dagen...

Het NRC en De Volkskrant doelen met hun opmerkingen op de grote hoeveelheid werken die er op de 1.100 vierkante meter van de kunstkelder te zien zijn. (Ook de Kunstmeisjes - drie bloggende kunsthistorici die ik nogal hoog heb zitten - schrijven in een eerste reactie: "(...) wel erg krap allemaal").
Niet één grote lege witte wand waar slechts een enkel schilderij hangt (bijvoorbeeld het intens blauwe doek van Barnett Newman), maar heel veel kunstwerken hutje bij mutje, dicht óp - en dóór elkaar. Volgens De Volkskrant: "een aangename ontheiliging van het geweldige en gevarieerde artistieke bezit". 




1. Karel Appel, 'Mens en Dieren', 1949. 2. stofontwerpen en een 'Tormado-rekje', '50ties. 3. Robert Mangold, 'Two Color Frame Painting' (s), 1984. 4. Een hoek vol met grote namen, met op de voorgrond: Jeff Koons, 'Ushering in Banality', 1988.
Ook de website van het Stedelijk kreeg een make over (zag ik zonet) en daarop is (o.a.) het volgende te lezen. "Het tentoonstellingsontwerp bouwt voort op het experimentele DNA van het Stedelijk. De indeling van dit eerste deel benadrukt de collectie als een netwerk van relaties, in plaats van als een verzameling individuele kunstwerken. Uiterst dunne, losstaande wanden vormen een bijna stedelijke ruimte waarin vrije associaties en meervoudige verbanden mogelijk worden gemaakt. In Stedelijk Base wordt ingezoomd op de hoogtepunten, oftewel de canon*".

Een make over

Als bezoeker is het de bedoeling de rondgang te starten op niveau -1, waar de kunstzinnige ontwikkeling uit de periode van grofweg 1880 tot 1980 te zien is. Aan de buitenmuren van de zaal zie je de kunst in een chronologische volgorde, terwijl in het midden van de zaal een specifiek thema of aspect van de collectie wordt uitgelicht. En dan niet 'alleen' de geschiedenis van de autonome werken, maar net zo goed die van toegepaste kunst en vormgeving.  
Vervolgens kan het publiek de lange roltrap naar boven nemen, waar de tentoonstelling wordt vervolgd met een imponerende installatie van Barbara Kruger (voor foto's kijk je op deel 1 van mijn verslag) en een presentatie van kunst uit de periode 1980 tot nu. Het museum voegt daaraan toe dat de tentoonstelling op deze verdieping jaarlijks zal wisselen.

* Ik hoor dat woord de laatste tijd vaker: de canon. En nu ken ik - uiteraard - de merknaam en als synoniem voor het begrip kettingzang (denk: 'Vader Jacob'), maar in deze context? Het internet biedt uitkomst: "met een canon wordt het geheel van teksten, beelden, kunstwerken en gebeurtenissen bedoeld dat het referentiekader is van een gedeelde cultuur of religie".




1. (links) Willem de Koning, 'Rosy-Fingered Dawn at Louise Point', 1963 en Jackson Pollock, 'The Water Bull', 1946. 2. De 'Amsterdamse School-stijl' hoek. 3. (links) Martial Raysse, 'Peinture á haute tension', 1965 en (rechts) Elaine Sturtevant, 'Raysse Peinture á haute tension', 1969. 4. meubilair uit de Clay-serie van Maarten Baas.
Een 50er jaren Pilastro of Tomado boekenrekje ('anoniem' staat er op het infobordje), de Ikea-vaas van Hella Jongerius, maar ook de roodblauwe stoel van Rietveld en sieraden van Gijs Bakker. Het Stedelijk Museum heeft al sinds 1934 een afdeling Vormgeving en de enorm uitgebreide verzameling bestaat uit zo'n 50.000 design-objecten. Met de nieuwe collectie-opstelling in Stedelijk Base - waar alle disciplines kriskras door elkaar staan of hangen - 'verzacht' het museum de grens tussen kunst en design en dat is dan ook de grootste breuk met de vorige presentaties van de collectie. (Bij de heropening van het museum in 2012 werd er juist een aparte vleugel aan toegepaste kunst gewijd).

Kunst én vormgeving

In Stedelijk Base zie je de beroemde collectie van het Amsterdamse Stedelijk weer voor een groot deel geheel en samen. Neem Jeff Koons: de aankoop van zijn überkitsche sculptuur van een biggetje met kinderen genaamd 'Ushering in Banality' uit 1988 zorgde voor een klein relletje én voor naamsbekendheid voor Koons. Naast het PopArt vrouwenportret met neon-mond van Martial Raysse hangt het door Elain Sturtevant, met toestemming van de kunstenaar gemaakte kopie (of 'herhaling' zoals de 'kopiiste' haar werkwijze zelf noemde). Veel stoelen van het ontwerpersduo Charles & Ray Eames, maar ook de roodblauwe van Gerrit Rietveld, de 'knotted chair' van Marcel Wanders én stoelen uit de 'clay-serie' van Maarten Baas.
Van die dingen...




1. Keith Haring, 'Apartheid', 1984. 2. Op de voorgrond: Ikea-vaas 'PS Jonsberg' van Hella Jongerius, 2004. 3. Vincent van Gogh, 'Moestuinen op Montmatre', 1887. 4. Portretten uit de stijlperiode: Nieuwe Zakelijkheid (o.a. Willink, Toorop, Fernhout).
Het enige waar ik écht moeite mee heb, is de naam van de nieuwe presentatie: Stedelijk Base.
Want als ik het uitspreek, dan struikel ik over die woorden.
'Stedelijk' is Nederlands en 'Base' is Engels (so pronounce: bees) en ik krijg het daardoor niet goed uit mijn mond....
(stedelijk bees, stedelijke bees...)

Heb jij dat nou ook?


-X-


1. Twee Vipp-vuilnisbakken en 4 lava-lampen: Haim Steinbach, '00:02' (2,4S), 1988. 2. Niki de Saint Phalle, 'Tir'.
In de rubriek 'roddel en achterklap': 'Tir' (Shooting Altar) uit 1970 is een a-typisch werk van Niki de Saint Phalle (die voornamelijk kleurrijke, vrolijke scupturen maakt). De kunstenaar - die getrouwd was met Jean Tinguely - zou dit werk gemaakt hebben toen zij hoorde dat Tinquely er een andere vrouw (vrouwen?) op na hield. Zij schoot de met verf gevulde zakjes die zij aan 'het altaar' gevestigde, stuk met een geweer... 
:-( 


Tekst en alle (iPhone) foto's: @MiriamvanderMeer | www.agreylady.nl

Auto Post Signature

Auto Post  Signature